Blog

Waarom hoogbegaafden meer dan het kanariepietje van het onderwijs zijn


Fotocredit © gpointstudio | Freepik

Het is deze week de Week van de Hoogbegaafdheid, een initiatief ooit gestart door Willem Wind, met één dag*. Het doel? De mogelijkheid tot ontmoeten van peers en ook aandacht krijgen voor de diverse aspecten van hoogbegaafdheid. Op moment dat ik van start ging, in 2019, met mijn nieuwe boekproject, dat inmiddels is uitgemond in De Onderwijstrilogie: Met ons onderwijs de toekomst in, kwam ik vrij snel op het spoor terecht van de thuiszitters, en dan met name de hoogbegaafde thuiszitters. Ik schreef er meerdere artikelen over en zelfs het rapport Staat van de Thuiszitters.

Ook heeft het ertoe geleid dat ik op een nieuw spoor qua werk kwam. Niet langer had ik een focus op enkel HR interim- en projectopdrachten (waar verrassend veel parallellen in te vinden zijn met het onderwijs!), maar kwamen er ook gelegenheden om bij te dragen aan het versterken van ontwikkelmogelijkheden voor hoogbegaafde leerlingen. Dat doe ik met veel plezier, en vooral veel voldoening. Het blijft nodig om hierin te investeren, want ontwikkelingsmogelijkheden voor hoogbegaafde leerlingen, die zij zo hard nodig hebben, zijn niet vanzelfsprekend.

De research voor mijn boekproject is wel heel wat verder gegaan dan de hoogbegaafde leerlingen, waarbij schooluitval op de loer kan liggen, maar hoogbegaafdheid loopt wel als een rode draad (als één van meerdere rode draden) door de drie delen van De Onderwijstrilogie heen. Hoogbegaafde thuiszitters zijn enerzijds het kanariepietje van het onderwijs, anderzijds beschikken veel hoogbegaafde volwassenen ook over het potentieel om de broodnodige vernieuwing te brengen in het onderwijs(systeem).

De oorsprong van de meetcultuur in het onderwijs

In- en uitzoomend, zoals past bij een doorgewinterde veranderkundige, ben ik voor de totstandkoming van de trilogie op zoek gegaan naar wat de echte staat is van het onderwijs en waardoor deze beïnvloed wordt. Om tot de ontdekking te komen dat de staat van het onderwijs een complexe aangelegenheid is. Het is dan ook niet zonder reden dat het eerst deel van de trilogie maar liefst 284 pagina’s beslaat. Er zijn veel ‘pijnpunten’ die in het eerste deel aan bod komen, maar een van de meest actuele is wel de meet- en toetscultuur in het onderwijs. 

Zo is er veel te doen over de doorstroomtoets, de opvolger van de citotoets, in het primair onderwijs. Een aantal scholen boden hun leerlingen in groep acht de mogelijkheid de toets niet te maken, ondanks dat scholen wettelijk verplicht zijn deze af te nemen. Het belangrijkste motief hiervoor is dat ze vinden dat de toets de kinderen tekortdoet: het focust enkel op rekenen, taalverzorging en begrijpend lezen – en een kind heeft zoveel meer capaciteiten dan dat. Onder druk van staatssecretaris Paul, die dreigde de financiering van de scholen op te schorten, zijn de scholen alsnog overstag gegaan en hebben de doorstroomtoets afgenomen. Maar ‘de geest is uit de fles’, aldus schooldirecteur Marlies Pepping in Trouw.

Het onderwijs is in de ban van de cijfers gekomen, het meetbare floreert

Onder andere in het hoofdstuk ‘Het kind als het meetbare object’ ga ik op zoek naar de oorsprong van de meet- en toetscultuur in het onderwijs. Ik stuit op het boek De mythe van het gemiddelde van Todd Rose. Er is een aantal mensen dat een rol van betekenis speelt in het ‘doorvoeren van het denken in gemiddelden en standaardisatie met als gevolg dat ‘het systeem’ boven de mens, als mens en als individu, is komen te staan’ (Castenmiller, 2025, p. 103 – Deel 1). Dat zijn: Adolphe Quetelet met zijn queeste naar het ontwikkelen van een wetenschap ‘voor de beheersing van de samenleving’, wetenschapper Francis Galton die met ‘zijn’ eugenetica bijdraagt aan het geloof in de maakbaarheid van de mensheid en werktuigbouwkundige Frederick Winslow Taylor die het fundament heeft gelegd voor scientific management – waar het onderwijs ook aan ten prooi is gevallen.

In de huidige tijd zien we de meetcultuur in het onderwijs verschillende vormen aannemen. Van het opbrengstgericht werken, Magister (ook hier stoppen sommige scholen mee) tot en met een doorgeslagen toetscultuur. Met de nodige prestatiedruk tot gevolg.

De hoogbegaafde drop-out: een verklaring?

In het uitvogelen waarom bij uitstek hoogbegaafden uit het onderwijs dreigen te vallen, ben ik tot een viertal factoren gekomen die hieraan bij kunnen dragen.

1. Saai

Allereerst laat onderzoek zien dat het niveau van onderwijs afneemt (de lat lijkt lager te komen te liggen): de ‘gap’ tussen het aanbod op school en waar de hoogbegaafde behoefte aan heeft, neemt als gevolg hiervan toe. Veel hoogbegaafde leerlingen en studenten klagen over het onderwijs: ze vinden het met regelmaat ‘saai’. 

In het tweede deel van De Onderwijstrilogie schrijf ik dan ook over interessant onderwijs. Niet dat onderwijs per se (altijd) leuk moet zijn, maar wel kan het vaak een stuk interessanter of meer diepgang bieden. De LinkedIn-post die ik schreef over bore-out, kreeg veel reacties: een herkenbaar thema dus.

Intermezzo: lees een stukje mee uit het hoofdstuk 'Laat me leren (en zijn)' uit deel 2:

In hetzelfde jaar [2020] verschijnt het boek Haas gaat undercover. De ondertitel luidt: ‘Een kritische blik op het moderne onderwijs’. De parabel is geschreven door de – op dat moment – zeventienjarige vwo-scholier Thijs Hogenhuis naar aanleiding van een opdracht in het verplichte schoolvak Culturele en Kunstzinnige Vorming. Dick van der Wateren spreekt Hogenhuis en schrijft er 6 december 2021 over op het Blogcollectief Onderzoek Onderwijs. Hogenhuis kijkt terug op twaalf jaar onderwijs: hij vond het vooral ‘saai’ en raakte gedemotiveerd. Dat ligt in zijn ogen vooral aan hoe het onderwijs is ingericht en gekenmerkt wordt door monotonie ‘omdat je altijd hetzelfde doet’. In het voorwoord in zijn boek spreekt Hogenhuis van ‘oersaaie routine’:

Dat vind ik helemaal op de middelbare school het geval. Een les bestaat uit drie kernpunten. Punt een is de uitleg van de docent. Punt twee is het boek waar je wat uit leest. En punt drie is de opdrachten die je maakt. Aan het eind van het blok is het klaar. Dan moet je een toets maken en ga je naar het volgende onderwerp. En dat doe je dan voor elk vak. Het zorgt ervoor dat je in een soort tunnelvisie raakt. Je kunt eigenlijk niet uit die tunnel komen en naast die drie punten iets anders doen in de lessen. Zo ben ik geïnteresseerd in allerlei onderwerpen die ook wel op school worden behandeld; maar op de een of andere manier slagen ze er daar in het veel minder interessant te maken dan wanneer ik zelf op zoek ga in boeken of op Wikipedia. Het is heel erg toegespitst dat je maar dat examen kan maken. Als er iets voor het examen niet hoeft, dan zeggen ze ‘Dat is voor het examen niet interessant.’ Daar wordt je hele schoolcarrière naar toegewerkt. Dat doel wordt heel groot gemaakt, terwijl het dat eigenlijk niet zou moeten zijn.

In het boek gaat de haas Bobby undercover in het mensenonderwijs en wordt de lezer meegenomen in de schoolloopbaan van Bobby waarin een aantal ‘tekortkomingen’ (zoals Hogenhuis ze noemt) van het onderwijssysteem duidelijk worden. Het laatste hoofdstuk sluit af met de evaluatie dat je op school leert omdat het moet, en niet omdat het leuk of nuttig is. ‘Want dat is het beide niet.’

2. Uitvergroot

Als tweede zijn hoogbegaafde leerlingen en studenten vaak gevoelig voor het ontwikkelen van faalangst en is er een mismatch tussen hoe hun brein werkt (zeker in geval van uitzonderlijke hoogbegaafdheid, zie het filmpje) en de wijze waarop toetsen worden afgenomen. Kortom, de toetscultuur speelt hen dus extra parten.

Intermezzo: kijk het filmpje over Hurricane learning

Kijk dit filmpje dat Dirk Anton van Mulligen aanhaalt in zijn blog over hurricane learning: wanneer je hersenen echt anders werken.

Ook het minutieus gemonitord worden (met bijvoorbeeld Magister of de focus op schoolaanwezigheid) ontneemt de hoogbegaafde leerling of student ruimte. Ook sommige universiteiten zijn schoolser geworden: zie bijvoorbeeld deze LinkedIn post van Bertho Nieboer.

Oké, ik vind nu officieel dat we aan het doorslaan zijn met hoe we onze (academische!) studenten betuttelen!

3. Star

Iedere hoogbegaafde is weer anders. Het gebrek aan passend onderwijs, of ontbreken van maatwerk, kan bij uitstek de hoogbegaafde parten spelen. Juist deze doelgroep heeft ruimte nodig om te kunnen versnellen, vertragen, verdiepen, verbreden: en dat dikwijls allemaal tegelijk. Dat is voor menig onderwijsinstelling een uitdaging: het onderwijssysteem is immers gericht op een groepsgewijze aanpak. Zo schrijft emeritus bijzonder hoogleraar Ton Mooij op Didactief: Weg met het jaargroepensysteem. Zeker voor kinderen die ‘afwijken’ van het gemiddelde, leidt het tot problemen.

Intermezzo: lees een stukje mee uit het hoofdstuk 'Hoogbegaafdenonderwijs' uit deel 2:

Hoogbegaafdheid kan een ingewikkeld vraagstuk zijn in een land, zoals Nederland, waarin gelijkheid hoog in het vaandel staat. De Heer schrijft in een eerder boek dat het als ‘ondemocratisch’ kan worden beschouwd wanneer hoogbegaafde leerlingen een ander onderwijsaanbod krijgen. Immers ‘alle kinderen zijn getalenteerd’ en verdienen gelijke kansen is het politieke perspectief (De Heer, 2019, p. 44). Heersende opvattingen zoals deze kunnen in de weg staan, maar er leven ook meerdere misvattingen over hoogbegaafdheid. Zoals de gedachte dat hoogbegaafden ‘er wel komen’, dat een hoog IQ tot uitdrukking komt in bovenmatige schoolse resultaten (en dus de excellente leerlingen zijn) en dan ook nog eens succesvol zijn op álle schoolse terreinen. Dit klopt dus niet.

Wel hebben deze leerlingen (op sommige gebieden) minder herhalingen nodig, hebben ze behoefte aan verdieping met ruimte voor de eigen interesses en verloopt hun ontwikkeling asynchroon waardoor behoeften ook uiteenlopend zijn. Uit een onderzoek van onder andere emeritus professor Ton Mooij onder vierjarige hoogbegaafde leerlingen kwam naar voren dat zij op deelgebieden een zeer verschillende ontwikkelingspsychologische leeftijd hadden, variërend van twee tot en met acht jaar (De Heer, 2021, p. 22). Met andere woorden: Op het ene terrein kan een vierjarige hoogbegaafde leerling twee jaar achter lopen en op een ander gebied vier jaar vooruit. Het is dus goed voorstelbaar dat een onderwijssysteem waarin het onderwijsaanbod is afgestemd op de kalenderleeftijd niet goed past. Aangezien de focus in de onderwijssetting vaak ligt op kijken naar waar een kind achterblijft kan hoogbegaafdheid vanwege deze asynchrone ontwikkeling ook onopgemerkt blijven. Het vraagt behoorlijk wat kennis (en ervaring) om hoogbegaafdheid te kunnen signaleren, juist omdat het niet op één duidelijke manier tot uiting komt. De benodigde kennis en ervaring is niet structureel aanwezig bij onderwijsprofessionals, waardoor hoogbegaafd over het hoofd wordt gezien of verkeerd wordt geïnterpreteerd (hetgeen dan weer aanleiding kan zijn voor misdiagnoses).

Meer over de boeken van Willy de Heer, lees je op Zeer Makkelijk.

4. Misdiagnoses

En dan is er nog een factor die hoogbegaafden soms de nodige setback kan geven in het onderwijs: niet-onderkende hoogbegaafdheid en zelfs een misdiagnose. De Nederlandse (kinder- en jeugd)psychiater Esther Roelfsema zet zich in om kennis over hoogbegaafdheid de psychiatrie in te krijgen. Ze vertaalde een belangrijk boek van o.a. James T. Webb over misdiagnoses.

“Geen enkele checklist voor ADHD doet navraag of er bij het kind of de volwassene sprake is van een hoge intelligentie of hoogbegaafdheid” (Webb et al, 2020, p. 54). Terwijl een gedragskenmerk zoals onoplettendheid in de klas óók voort kan komen uit kinderen met een hoge intelligentie die geplaatst zijn in een onderstimulerende schoolse omgeving

Het hoogbegaafdenonderwijs van de toekomst

De ondertitel van De Onderwijstrilogie luidt: Met ons onderwijs de toekomst in. En niet zonder reden: er zit een dubbele betekenis in. Met (goed) onderwijs kunnen we beter de toekomst in, onderwijs levert immers een belangrijke bijdrage aan zowel de toekomst van individuele jongeren als ook aan de samenleving als geheel. De school is een mini-maatschappij waarin je vaardigheden kunt ontwikkelen die je later helpen een goede bijdrage te leveren aan de samenleving.

De tweede betekenis van deze ondertitel is dat er wel wat nodig is om het onderwijs ook (weer) echt toekomstbestendig te maken en goed de aansluiting te laten vinden bij deze tijd. De conclusie na het eerste deel van De Onderwijstrilogie is dat het systeem ‘piept en kraakt’, gezien het lerarentekort, passend onderwijs (of beter: vaak niet-passend onderwijs), de vele duizenden thuiszitters, (beginnende) leraren die het onderwijs weer verlaten, de invloed van de methodemakers, etc.

Hoe nu verder? In eerdere artikelen voor de Week van de Hoogbegaafdheid schreven zowel ik als Dirk Anton van Mulligen over het potentieel (en de broodnodige positie) van veel hoogbegaafden om een bijdrage te leveren aan het vernieuwen van systemen, zoals het onderwijs. Uit de vele gesprekken die ik voerde voor de totstandkoming van de trilogie, kwam ik er ook achter dat het juist de non-conformisten waren die een rol van betekenis spelen. In Geef je organisatie toekomst spraken we van witte raven:

Hier heb ik een apart hoofdstuk in het derde deel aan gewijd: Mensen die een ander licht werpen op een (schijnbaar) uitgemaakte zaak, mensen die niet alleen ‘anders’ denken maar ook doen. Mensen met ‘skin in the game’, die een ander licht werpen op (soms) uitgekauwde zaken, die (samen) pionieren en weg durven te bewegen van de gebaande paden. Niet zelden zijn het de, zoals Dirk Anton van Mulligen ze noemt, ‘gifted hunters’: hoogbegaafde vernieuwers die niet zozeer gericht zijn op het optimaliseren van het huidige maar juist eeuwig op jacht zijn naar hoe het beter kan en doorbrekend aan de slag zijn. 

Frisse onafhankelijke geesten die hart voor de zaak hebben en ervaring met het primair proces

Zo’n non-conformist is Sofie van de Waart-Govaert, ook wel bekend als Juf Sofie. Zij kwam met het idee voor een praktijk vwo. De column die zij hieraan heeft gewijd in Trouw, ging viraal: een teken aan de wand, zou je zeggen. Maar ondanks dat we vier jaar verder zijn, zijn er nog geen eerste stappen mee gezet. Uiteindelijk is er een rector nodig die het idee omarmd, en waarschijnlijk vraagt het nog wat wijzigingen in wet- en regelgeving om het ook voor elkaar te krijgen (een mbo-praktijkdocent mag niet zomaar lesgeven op het vwo). Het hele systeem voor mbo, met kwalificatiedossiers, is ook een andere dan het vwo.

Toch zijn er scholen die wel in de buurt komen. Zoals De Populier in Den Haag, waar (oud) docenten Arjan van der Meij en Per-Ivar Kloen maakonderwijs hebben geïntroduceerd: de FAB-klas waar leerlingen van de mavo tot en met vwo samen praktisch en creatief aan de slag kunnen gaan. Weliswaar ‘buiten’ de reguliere lessen, maar dit is één van de doorkijkjes naar de toekomst die ik in De Onderwijstrilogie aanhaal. Dat smaakt naar meer.

Tot slot

Fotocredit © EyeEm | Freepik

De (hoog)begaafde drop-outs van nu, de kanariepietjes van het onderwijs, zijn de innovators van het onderwijs van straks.

Het is me opgevallen dat veel van de mensen die ik gesproken heb voor mijn boekproject, dat zij zelf geen ‘standaard’ of makkelijke schoolloopbaan hadden doorlopen. Ze waren onbegrepen, onderschat, verlieten school vroegtijdig, klommen op van mavo naar de universiteit, enzovoorts. En daarmee is vaak het kiempje gepland om later zélf met het onderwijs aan de slag te gaan. Vanuit de drijfveer het anders te willen doen. Zoals deze gepensioneerde hoogleraar die nu lessen aanbiedt op een Leidsche school: ‘Ik herinner me geen moment dat ik werd uitgedaagd’. Meerdere geïnterviewden vertrouwden me toe dat ze gedreven waren de school of opleiding te bouwen waar ze zelf graag op hadden willen zitten.

Zo is de cirkel rond: de hoogbegaafden die uitvallen uit het onderwijs zijn er niet bij gebaat te zien als ‘slachtoffer’ maar eerder als een signaal dat het onderwijssysteem aan vernieuwing toe is. Diezelfde hoogbegaafden en hoogbegaafde volwassenen (maar zeker niet tot hen beperkt!) beschikken vaak over de potentie om verandering te brengen, juist vanwege hun anders kijken, denken en doen. In het derde deel van De Onderwijstrilogie pleit ik er dan ook voor hen de ruimte te geven én bied ik handvatten to do so.

Reserveer nu met korting een exemplaar van De Onderwijstrilogie

Meer over De Onderwijstrilogie lees je op deze website. De trilogie komt beschikbaar vanaf 4 juni 2025, maar is nu alvast te reserveren in de voorverkoop. Met de pre-sale kortingscode PRESALE10 krijg je tien euro korting wanneer je bestelt vóór 4 juni.

Delen?

Related Posts